niet iedereen kan stenen gooien

In de podcast serie Niet iedereen kan stenen gooien, neemt Arjan El Fassed je mee op zijn zoektocht naar de bewogen geschiedenis van zijn familie in Palestina. Aan de hand van verhalen van zijn Palestijnse familie wordt de geschiedenis op een persoonlijke manier verteld.



Afleveringen: #1 de aanslag | #2 de opstand | #3 de oorlog | #4 de catastrofe | #5 de tunnel | #6 de invasie
Deze podcast eenvoudig delen kan via deze link of direct in je favoriete podcast app.

Shownotes #4 - de catastrofe

niet iedereen kan stenen gooien - de opstand
In de vierde aflevering gaan we terug naar 1948. Het Britse mandaat hield op en het lot van Palestina kwam in handen van de VN. Palestijnse steden en dorpen werden aangevallen, inwoners weggejaagd, huizen werden opgeblazen en degenen die zich daartegen probeerden te verzetten werden geëxecuteerd.


Op 14 juli 1948 wordt de stad Ramleh aangevallen en ziet de familie van oma Um Naji zich gedwongen de stad te verlaten. Ze moesten hun bezittingen achterlaten, huizen werden geplunderd en de inwoners werden opgejaagd. Met zo’n vijftigduizend Palestijnen moesten ze te voet het gebied uit.


Audio bronnen en citaten: NOS Jaaroverzichten, Polygoon Journaal, BBC, UN Audiovisual Library, The Palestinian Museum Digital Archive.

Documenten: United Nations Special Committee on Palestine (UNSCOP) (1947); United Nations Palestine Commission (UNPAC) (1948); United Nations Mediator for Palestine (1948-1949); Question of Palestine.

Documentaires: Tantura, Alon Schwartz (2022), Looted and Hidden: Palestinian Archives in Israel, Rona Sela (2017); Born in Deir Yassin, Neta Shoshani (2017)

Boeken: De etnische zuivering van Palestina, Ilan Pappe (2008); De Nakba: de etnische zuivering van Palestina, Ilan Pappe (2023); The Palestinian Nakba: Decolonising History, Narrating the Subaltern, Reclaiming Memory, Nur Masalha (2012); All That Remains: The Palestinian Villages Occupied and Depopulated by Israel in 1948, Walid Khalidi (1992); Khirbet Khizeh, S. Yizhar (2008).


Deze podcast eenvoudig delen kan via deze link of direct in je favoriete podcast app.

Script #4 - de catastrofe


Het is 14 juli 1948. Die dag wordt de stad Ramleh aangevallen en ziet de familie van mijn oma zich gedwongen de stad te verlaten. Ze moesten hun bezittingen achterlaten, huizen werden geplunderd en de inwoners werden opgejaagd. Met zo’n vijftigduizend Palestijnen moesten ze te voet het gebied uit.

Veel vluchtelingen waren uitgedroogd. Honderden overleefden het niet. Van de zeventienduizend Palestijnen die op dat moment in Ramleh woonden, bleven er vierhonderd in de stad. Het bevel om de inwoners van Ramleh te verdrijven kwam van Yitzhak Rabin - de latere premier van Israël.

Terugkeren naar Ramleh kon niet meer. Ze vestigden zich tijdelijk in Jeruzalem. In 1949 vertrok een deel van mijn oma’s familie naar Damascus. Met haar oudste broer bleef ze in Jeruzalem.

Ik ben Arjan El Fassed. In de podcast serie Niet iedereen kan stenen gooien neem ik je mee op mijn zoektocht naar de bewogen geschiedenis van mijn familie in Palestina.


Brits Mandaat

Ten oosten van Jaffa, tussen Jeruzalem en Tel Aviv liggen de steden Lydda en Ramleh. Het is de omgeving waar tegenwoordig dagelijks mensen aankomen op het vliegveld Ben Gurion. De familie van mijn oma komt oorspronkelijk uit dat gebied.

Vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog was het een chaos in Palestina. Joodse gewapende groepen vielen zowel Palestijnen als Britse troepen aan. Het Britse bestuur reageerde met harde maatregelen. Voor mijn familie was het duidelijk dat de Britten hun greep op Palestina aan het verliezen waren.


Verdelingsplan

Op 21 februari 1947 maakte de Britse regering bekend dat zij het mandaat over Palestina in mei 1948 zou overdragen aan de Verenigde Naties. In mei 1947 werd een speciale VN commissie opgericht die moest onderzoeken wat er met Palestina moest gebeuren.

De commissie bestond uit vertegenwoordigers uit 11 landen. Lid namens Nederland was Nico Blom - een bestuursambtenaar in Nederlands-Indië en later staatssecretaris in het kabinet Drees. Geen van de 11 leden was daarvoor ooit in Palestina geweest.

In september dat jaar kwam de commissie met haar conclusies. Een meerderheid was voorstander van een plan om het mandaatsgebied te verdelen in twee onafhankelijke staten met een internationale status voor Jeruzalem en Bethlehem.


Voor mijn familie was het evident dat na het Britse koloniale gezag niets anders dan onafhankelijkheid zou moeten volgen. Zij vormden de overgrote meerderheid van de bevolking en waren tegen de opdeling van hun land.

Voor hen was Palestina geen land zonder volk. Zij vonden het plan oneerlijk. Hoe kon een volkerenorganisatie een land verdelen tegen de wensen van de meerderheid van de bevolking?

Hoewel het Verdelingsplan van de Verenigde Naties van 1947 berustte op het idee om in het voormalige mandaatgebied Palestina een Joodse en een Arabische staat te stichten, bleek de bevolking binnen de grenzen van die Joodse staat nog voor bijna de helft uit Palestijnen te bestaan.

Op één stad na, Jaffa, vormden Palestijnen in alle districten de helft, in Oost-Galilea zelfs driekwart van de bevolking. De oorlog van 1948 gaf Israëlische leiders de gelegenheid deze verhoudingen drastisch te wijzigen. Na de massale verdrijving in 1948 vormen Palestijnen slechts tussen 15 en 20 procent van de bevolking van Israël.

Desondanks werd op 29 november 1947 werd het verdelingsplan via een VN resolutie aangenomen.


Ramleh

De familie van Um Naji, de oma van mijn vader komt uit Ramleh. Haar familie heeft in juli 1948 Ramleh moeten verlaten. Er woonden in die tijd zo’n 17 duizend Palestijnen. Uiteindelijk mochten er na de oorlog zo’n vierhonderd blijven. Vlak voor de oorlog van 1948 woonde een vijfde van de totale Palestijnse stedelijke bevolking in Ramleh en Lydda.

Yitzhak Rabin, de latere premier van Israel, had het commanda over de joodse troepen in dat gebied. Op 12 juli 1948 gaf hij het bevel: “De inwoners van Lydda moeten zonder onderscheid van leeftijd worden verdreven in de richting van Bayt Nabala”.

Een soortgelijk bevel kreeg de Kiryati-brigade met betrekking tot de inwoners van Ramleh. Je hoort Ilan Pappe.

Volgens deze historicus was Ramleh al eerder aangevallen door Joodse militante groepen. Begin 1948 plaatste de Irgun een mand met explosieven op de groentemarkt van Ramleh. Bij deze aanslag kwamen 12 Palestijnen om het leven, onder wie acht kinderen. De Irgun stond onder leiding van de latere premier Begin.


Jaffa

Voordat het Britse mandaat afliep op 14 mei 1948 en David Ben Gurion, om middernacht de staat Israël uitriep, waren al driehonderdduizend Palestijnen uit hun dorpen en steden verdreven. Mijn familie had al gehoord over de zuivering van Jaffa.

De familie van mijn oma hoorde over de hevige gevechten die waren uitgebroken en hoe Jaffa was gezuiverd van zijn Palestijnse bevolking. Dat begon met een mortier-regen door Irgun. De meeste Palestijnen waren die stad ontvlucht en hadden al hun spullen achtergelaten. Ze dachten dat ze voor een paar dagen wellicht een paar weken weg zouden zijn.

Vanuit die plek vertrokken veel inwoners, soms letterlijk de zee ingedreven, met boten richting Libanon. Toen op 14 mei de Britse troepen de stad hadden verlaten, waren er nog maar 4 duizend Palestijnen. Jaffa was gevallen en de Haganah trok de stad binnen.


Deir Yassin

Vooral met de aanval op het dorpje Deir Yassin kwam een grote stroom vluchtelingen op gang.

Op 9 april 1948 openden Joodse militanten het vuur in het dorp. Ze schoten in het rond met machinegeweren en doodden meer dan honderd mannen, vrouwen en kinderen. Volgens Israëlische historici werd tijdens de aanval willekeurig geschoten, werden huizen opgeblazen, inwoners geëxecuteerd en bezittingen geplunderd.

‘Deir Yassin’ zit diep in het collectieve geheugen.

Oma Um Naji was zo geschrokken van de berichten over Deir Yassin dat ze haar kinderen wilde onderbrengen bij anderen - voordat de milities hen iets zouden kunnen aandoen.

Deir Yassin was een nachtmerrie en had net als bij veel andere Palestijnen enorme angst aangejaagd.

Eind mei 1948 werd een Transfercommissie opgericht om de terugkeer van Palestijnen te voorkomen en hun huizen te bewonen met immigranten. Te beginnen met de steden Jaffa en Haifa.




De aanval

In de nacht van 9 op 10 juli werd Ramleh uit de lucht gebombardeerd. Op 14 juli trokken Joodse troepen, onder leiding van Yitzhak Rabin, de stad binnen. In een zoektocht van deur tot deur werden drieduizend Palestijnse mannen en jongens opgepakt en naar een gevangenkamp gebracht. Op dezelfde dag werd de stad geplunderd.

De familie van Um Naji moest Ramleh verlaten.

In de niet-gecensureerde versie van zijn memoires schreef Yitzhak Rabin over deze dag: ‘We liepen naar buiten, Ben-Gurion begeleidde ons. Commandant Yigal Allon herhaalde zijn vraag: Wat moet er met de Palestijnse bevolking gebeuren? Ben-Gurion wuifde met zijn hand en gebaarde: Jaag ze weg!’

Zo’n vijftigduizend Palestijnen uit het gebied moesten te voet de stad uit. Ze vertelden hoe vluchtelingen werden gecontroleerd door soldaten. Ze moesten al hun bezittingen achterlaten. Huizen werden geplunderd en de inwoners werden opgejaagd. Veel vluchtelingen waren uitgedroogd. Honderden overleefden het niet. Omdat ze niet meer terug konden naar Ramleh en het gevaarlijk werd in Jeruzalem, is de familie van Um Naji in 1949 naar Damascus vertrokken.

De verdrijving van de inwoners van Ramleh en Lydda en ook van andere Palestijnse steden en dorpen in 1948 zijn gedocumenteerd en deze documenten liggen opgeslagen in Israëlische archieven. De verhalen van Palestijnse vluchtelingen werden pas veel later bevestigd door Israëlische historici die toegang kregen tot deze archieven.

De verdrijving van Palestijnen uit Lydda en Ramleh duurde drie dagen. Ze werden met bussen vervoerd naar de frontlinies waar ze werd gezegd dat ze verder moesten lopen.

Palestijnen uit Lydda werden gedwongen te voet via de heuvels in de richting van Ramallah te gaan. Deze massale uitputtende tocht van duizenden vluchtelingen door de heuvels in de hitte van de zomer werd later de dodenmars genoemd en vormt samen met Deir Yassin trauma’s in het collectieve geheugen.

Nadat Lydda en Ramleh waren gezuiverd, begon het plunderen. Israëlische militairen haalden huizen leeg, goederen werden in beslag genomen of vernietigd. Niet alleen huizen maar ook fabrieken, loodsen en winkels werden leeggehaald. Alleen al in dit gebied werden volgens Israëlische historici duizenden trucks met Palestijns bezit.


De huizen en bezittingen werden ingenomen door Joodse immigranten. Lydda heet nu Lod.

De latere Israëlische premier van Israel, Yitzhak Rabin schreef hierover in zijn memoires maar de passage over deze zuivering werd door de Israëlische censuur geschrapt. Ook een TV film naar het boek van de Joodse schrijver Yzhar Smilansly, beter bekend als S. Yzhar over zijn ervaring als jonge officier in 1948 en zijn ervaringen met de verdrijving van Palestijnen mocht niet worden vertoond.

Hij schreef: ‘Wij kwamen, schoten, verbranden, bliezen op, duwden en dreven uit. Zullen de muren niet in de oren schreeuwen van degenen die in dit dorp zullen wonen?’

Volgens Smilansky wordt dit niet vergeten.

‘Soms, op verschillende tijden kun je het horen. Een stilte die niet vergeet. Die niet in staat is te vergeten, zelfs niet al is het met de grond gelijk gemaakt. Er is iets dat het weet en niet vergeet, niet kan vergeten.’

Terwijl haar familie na de oorlog van 1948 was vertrokken naar Damascus, bleef mijn oma met haar oudste broer achter in Jeruzalem. Zij woonde toen in de wijk Wadi Joz.

Tijdens en na de oorlog van 1948 verbleven in deze wijk veel Palestijnen die hun huizen en land hadden moeten verlaten in het westelijke gedeelte van de stad. De rest van haar familie was nu buiten Palestina en mocht het land niet meer in.


Bayt Nabala

Ook de familie van mijn oom Mohammed moest vluchten. Zijn familie komt uit het dorp Bayt Nabala, vlakbij Ramleh.

In het Verdelingsplan van de Verenigde Naties was het dorp toebedeeld aan de Palestijnse staat.

Er woonden in 1948 meer dan tweeduizend Palestijnen. Ook zijn familie en andere inwoners van Bayt Nabala moesten het dorp te voet verlaten. In de zomer van 1948 was er maar één vrachtwagen in het dorp.

Ze hadden weinig meegenomen op hun vlucht. Een enkeling had dekens en een matras bij zich. De meeste dorpsgenoten namen de sleutels van hun huizen mee en hoopten dat ze binnen een week of twee konden terugkeren.

Sommige vluchtelingen kwamen terecht in de dorpen Dayr Ammar, Bayt Tillow en Rantiss. Een groot aantal vluchtelingen uit Bayt Nabala woont tegenwoordig in het vluchtelingenkamp Jalazoun vlakbij Ramallah.

Toen in 1948 de gevechten begonnen rond Bayt Nabala hadden Joodse gewapende groepen posities in de heuvels ingenomen. Ze bestoken het dorp met machinegeweren. De dorpelingen die zich probeerden te verdedigen, konden nauwelijks iets uitrichten. Op elke beweging in het dorp werd geschoten. Niet lang daarna was het dorp leeg.

Tegenwoordig duurt een rit met de auto van Ramallah naar Bayt Nabala veertig minuten, als je niet wordt tegengehouden bij een Israëlische controlepost. Voor de meeste vluchtelingen leek het alsof Bayt Nabala verder dan de horizon lag. Het gebied is nu onderdeel van Kefar Truman, genoemd naar de voormalige Amerikaanse president, en Bet Nehemya.

Israëlische bulldozers hebben het dorp in 1948 met de grond gelijk gemaakt om te voorkomen dat de vluchtelingen zouden terugkeren. Er is niets meer over van de bijna vijfhonderd huizen die het dorpje vormden. Alleen een schooltje en een paar fruitbomen herinneren aan de tijd dat de familie van Mohammed hier leefde.


Aanvankelijk weigerden de vluchtelingen hulp van de VN. Zij wilden zo snel mogelijk terug naar hun huizen. In 1950 zetten de VN drie vluchtelingenkampen op in Nabloes. Balata is het grootste en dichtstbevolkte kamp. Op slechts twee vierkante kilometer wonen tegenwoordig 30.000 vluchtelingen. In Askar, in het noordoosten van de stad, verblijven 15.000 vluchtelingen. Midden in de stad, niet ver van het huis van mijn opa, is nog een kleiner kamp, Beit Ilma. Hier wonen meer dan zesduizend vluchtelingen. Dat kamp is zo klein dat als iemand is overleden, het lichaam via de ramen van huis tot huis gaat om vervolgens naar de hoofdstraat te worden gedragen.

De Catastrofe, of an-Nakba, is een diepe wond en voor Palestijnen bepalend voor het conflict. Decennialang is weinig gesproken over wat er in 1948 in Palestina is gebeurd.


Archieven

Pas eind jaren tachtig, nadat een groep Israëlische ‘nieuwe’ historici de door de Israëlische overheid vrijgegeven staatsarchieven hadden doorgespit, kwamen de voor Israël pijnlijke feiten boven water over de omstandigheden waaronder de staat Israël is ontstaan.

Je hoort de Israelische historicus Ilan Pappe:

Deze gebeurtenissen zijn jarenlang ontkend en nog steeds zijn weinigen bereid te spreken over wat er in 1948 in Palestina is gebeurd. Het ‘land zonder volk voor een volk zonder land’ was wel degelijk bevolkt.

Uit Israëlisch archiefmateriaal dat in de afgelopen twintig jaar is vrijgegeven, is gebleken dat tijdens de Catastrofe 89 procent van de Palestijnse dorpen door toedoen van gewapende aanvallen is ontvolkt en nog eens 10 procent in het verlengde hiervan door psychologische oorlogvoering. De vluchtelingen uit de resterende dorpen zijn op eigen initiatief weggetrokken.

In totaal zijn tussen eind 1947 en de eerste helft van 1949 meer dan 750 duizend Palestijnen ontheemd, verdreven of gevlucht. Iets minder dan de helft daarvan is verdreven voordat de staat Israël werd gesticht. Tijdens en na de oorlog werden meer dan vijfhonderd dorpen verwoest. Namen van gebieden werden veranderd, alsof deze dorpen en hun inwoners nooit bestaan hebben.

Google Podcasts podcast player badge

Spotify podcast player badge