niet iedereen kan stenen gooien

In de podcast serie Niet iedereen kan stenen gooien, neemt Arjan El Fassed je mee op zijn zoektocht naar de bewogen geschiedenis van zijn familie in Palestina. Aan de hand van verhalen van zijn Palestijnse familie wordt de geschiedenis op een persoonlijke manier verteld.



Afleveringen: #1 de aanslag | #2 de opstand | #3 de oorlog | #4 de catastrofe | #5 de tunnel | #6 de invasie
Deze podcast eenvoudig delen kan via deze link of direct in je favoriete podcast app.

Shownotes #3 - de oorlog

niet iedereen kan stenen gooien - de opstand
In de derde aflevering gaan we terug naar 1963. De aankomst van een vliegtuig met Palestijnen op Schiphol. Ze worden opgewacht door de portier van de Romi, de Rotterdamse margarinefabriek waar ze gaan werken. Vier jaar later breekt de oorlog uit waarbij Israel de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bezet.


Op 4 augustus 1968 was opa Radi onderweg van Amman in Jordanië naar de Westelijke Jordaanoever. Bij Salt wordt zijn taxi met daarin een vrouw en haar kinderen gebombardeerd door Israelische straaljagers. Opa Radi is op slag dood. De Verenigde Naties bespreekt de aanval in de Veiligheidsraad.


Audio bronnen en citaten: NOS Jaaroverzichten, Polygoon Journaal, BBC, UN Audiovisual Library

Documentaires: Censored Voices, Mor Loushy (2015); Looted and Hidden: Palestinian Archives in Israel, Rona Sela (2017); The Arab Refugees, Ben Park and Martin Bunnel (1968); Pal achter Israël, Andere Tijden (2017)

Documenten: Yearbook of the United Nations 1968, VN brieven (4-8-1968, 8-8-1968); United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO).

Artikelen: Middle East: Assault on Salt, Time Magazine, 16 August 1968; Israeli Jets Raid Site near Amman: Jordan Reports 23 Civilians and 5 of her men killed Israeli Planes Bomb Sites in Jordan, New York Times, 5 August 1968.

Boeken: De historie van de Palestijnen in Vlaardingen, Frans W. Assenberg (2006); The Gun and the Olive Branch: The Roots of Violence in the Middle East, David Hirst (1977); The Palestinian Exodus, 1948-1998, Ghada KarmiEugene Cotran (1999); Gezworen Vrienden: het geheime bondgenootschap tussen Nederland en Israël (1997)


Deze podcast eenvoudig delen kan via deze link of direct in je favoriete podcast app.

Script #3 - De oorlog


In de derde aflevering gaan we terug naar de zesdaagse oorlog van 1967. Op de eerste dag van de oorlog werd mijn nicht Rula geboren. Zijn vader was in 1963 naar Nederland gekomen om te werken in een margarinefabriek in Vlaardingen. Na de oorlog mocht hij zich niet meer blijvend vestigen in Palestina. Hij mocht ook niet naar de begrafenis van zijn vader die een jaar later bij een luchtbombardement om het leven kwam.

Het is 4 augustus 1968 - mijn opa is in Amman. Die dag rijdt hij met zijn taxi een vrouw met haar kinderen naar Ramallah op de Westelijke Jordaanoever. Bij het plaatsje Salt werd de rust ineens verstoord door Israelische gevechtsvliegtuigen die laag overkomen.

Precies op de plek waar de taxi van mijn opa reed, bombaarden de vliegtuigen met rakketten en napalm de de omgeving. Mijn opa was op slag dood. Ook de passagiers in de taxi een moeder en haar twee kinderen kwamen om het leven.

Ik heb mijn opa nooit gekend. Mijn vader was in Nederland. Via een telegram kreeg hij te horen dat zijn vader was omgekomen bij een bombardement en dat hij vooral niet moest komen.

Ik ben Arjan El Fassed. In de podcast serie Niet iedereen kan stenen gooien neem ik je mee op mijn zoektocht naar de bewogen geschiedenis van mijn familie in Palestina.


Margarinefabriek Romi

Op 11 november 1963 landde op Schiphol een vliegtuig uit de Jordaanse hoofdstad Amman. Aan boord zaten 65 jonge Palestijnen uit Nabloes waaronder mijn vader. Op Schiphol werd de groep opgewacht door de hoofdportier van een margarinefabriek in Vlaardingen, de Romi.

In Vlaardingen werd de groep naar een kosthuis gebracht. De volgende dag moesten ze meteen aan het werk. In juni 1966 ging mijn vader voor het eerst weer terug naar Nabloes om papieren te regelen voor zijn huwelijk. Het zou de laatste keer zijn dat hij zijn vader zag.


Zesdaagse oorlog

Op maandagochtend, 5 juni 1967, om half zes ‘s ochtends werd mijn nichtje Rola geboren. In het ziekenhuis in Jeruzalem waren haar ouders en mijn oma. Ze moesten al snel het ziekenhuis verlaten. Israëlische vliegtuigen hadden de gehele Egyptische luchtmacht op de grond uitgeschakeld. Buiten loeiden de sirenes.

Mijn oom reed zijn Volkswagen zo snel mogelijk naar hun huis in Ramallah. Daar bleven ze de rest van de dag en nacht in de kelder.

Op de tweede dag van de oorlog reden ze naar Nabloes. Daar sliepen ze een nacht bij mijn andere oom en tante. Mijn oom Bassam was toen al vertrokken en had zich aangesloten bij het verzet.

Mijn tante Enya heeft gedurende de oorlog vijf dagen met haar kinderen in het trappenhuis gewoond. Vrouwen en kinderen bleven binnen. De winkels waren gesloten en een aantal inwoners van Nabloes waren bij de bombardementen om het leven gekomen.

Vele Palestijnen, maar minder dan in 1948, sloegen op de vlucht voor het geweld. Ze volgden dezelfde route als het Jordaanse leger. Ook vluchtelingen die in 1948 naar Nabloes waren gekomen, verlieten de stad op weg naar Jordanië. Sommigen werden onderweg gedood.

De volgende dag, woensdag 7 juni, valt het Israelische leger Nabloes binnen. Met hun baby verlieten mijn tante en oom met hun dochter en mijn oma Nabloes en reden terug naar Ramallah. De oorlog was in volle gang. Er waren beschietingen en niemand wist waar het veilig was. Onderweg naar Ramallah bleek dat de weg was afgesloten. Ramallah werd gebombardeerd.

Mijn oom wilde terugrijden naar Nabloes, maar ook vlak voor Nabloes was de weg afgesloten. Het Israëlische leger had alle toegangswegen naar de stad geblokkeerd. Even dacht Mohammed dat hij geen kant op kon. Opeens zag hij een kleine landweg, vlak voor een legerkamp bij Huwara. Hij draaide aan het stuur en reed over een onverharde weg dwars door de landerijen richting de Jordaanvallei.


Aangekomen op de hoofdweg reed hij naar Jericho. Van daaruit wilde hij over de Allenby-brug naar Jordanië. Ze waren precies op tijd, want vlak nadat ze over de brug waren gegaan, werd deze vernietigd door Israëlische gevechtsvliegtuigen. Via de Jordaanse stad Salt kwamen ze aan in Amman, waar ze veilig waren. Ze verbleven twee weken bij de broer van mijn oma. Hij was in 1949 naar Damascus vertrokken en woonde sinds de jaren zestig in de Jordaanse hoofdstad Amman.

Na twee weken wilden mijn oom en tante terug naar Ramallah. Het was gevaarlijk. Het Israëlische leger schoot op Palestijnen die wadend door de Jordaan rivier probeerden terug te keren. Een Israëlische soldaat van de Vijfde Reserve Divisie, die gestationeerd was in het grensgebied, meldde over die tijd het volgende:

‘Elke nacht schoten we op mannen, vrouwen en kinderen, zelfs als we in het maanlicht het verschil konden zien. ’s Ochtends door zochten we de omgeving en in opdracht van de officier schoten we op de mensen die nog leefden, ook diegenen die zich verborgen hielden of gewond waren en ook op vrouwen en kinderen.’

Mijn oom bracht zijn gezin bij de stad Toubas aan de overkant van de Jordaan. Daar was het nog veilig. Mijn oma was eerder teruggekeerd. Zij was met andere Palestijnen met gevaar voor eigen leven te voet de rivier overgestoken. Zij konden nog net op tijd terug. Voorlopig waren zij veilig.

Voor mijn oom Mohammed was het de tweede keer dat hij moest vluchten. In de oorlog van 1948 had zijn familie het dorp Bayt Nabala moeten ontvluchten. Alleen een schooltje is daar nog van over. Om te voorkomen dat vluchtelingen zouden terugkeren werd dat dorp in 1948 net als vele andere Palestijnse dorpen door Israëlische bulldozers met de grond gelijk gemaakt.

Sinds die oorlog - door Palestijnen de catastrofe genoemd - woont Mohammed en zijn familie in de omgeving van Ramallah op de Westelijke Jordaanoever.

Aan de overkant van de Jordaan probeerden meer Palestijnen net als mijn familie na de oorlog in juni 1967 de oversteek te maken terug naar hun steden en dorpen maar voor de meeste Palestijnse vluchtelingen was het te laat.

Veel van hen waren voor de tweede keer gevlucht en verbleven nu onder erbarmelijke omstandigheden in een uitzichtloze situatie in een van de zes nieuwe vluchtelingenkampen aan de oost-kant van de Jordaan.

Ook mijn vader kon niet meer terug. Mijn vader was in Vlaardingen toen het Israëlische leger Nabloes binnenviel. Hij maakte zich zorgen om zijn ouders en zussen. Hij heeft nog geprobeerd via het Rode Kruis te weten te komen wat er met de familie was gebeurd.


Steun voor Israël

In Nederland had Israël geen gebrek aan steun. Op het kantoor waar mijn moeder werkte stond eeen melkbus om geld in te zamelen voor Israël.

Er waren steunmanifestaties, kerken riepen op tot gebed voor Israel en er werd een collecte gehouden. De Stichting van de Arbeid had opgeroepen tot een collectieve loonactie waar de overheid en bedrijven gehoor aan gaven. Het was de bedoeling dat iedere werknemer drie uur loon beschikbaar zou stellen.

Je hoort meneer Van der Zande, produktieleider van de margarinefabriek in Vlaardingen. Om discussies te mijden zei m’n vader maar dat hij uit Jordanië kwam.

Niet alleen enorme aantallen Palestijnse vluchtelingen - ook Palestijnse verzetsgroepen hadden zich langs bestandslijn tussen Jordanië en de bezette Westelijke Jordaanoever gevestigd. Meer dan de helft van de bevolking langs deze grens was van Palestijnse afkomst.

Velen hadden in 1948 en 1967 hun huizen moeten ontvluchten.

Een belangrijke plaats voor het Palestijnse verzet na de oorlog was Karameh. Het dorp ligt vlakbij de Allenby-brug en in de directe omgeving van het grootste vluchtelingenkamp in Jordanië, Baqa’a.


Karameh

Ik heb mijn opa nooit gekend. Hij had een taxibedrijf in die tijd. Nadat hij een paar jaar voor een transportbedrijf had gewerkt, kwam hij in dienst van de Barclaysbank in Nabloes.

Halverwege de jaren vijftig werd deze bank gesloten. Bij zijn vertrek mocht opa Radi kiezen tussen een geldsom of de auto waarmee hij de directeur had rondgereden. Met deze dienstwagen begon hij zijn taxibedrijf.

Op 21 maart 1968 trok het Israëlische leger de Jordaan over. Palestijnse groepen, waaronder die van Yasser Arafat, besloten zich niet terug te trekken. Tijdens de gevechten in Karameh tussen het Israëlische leger en de Palestijnse groepen, gesteund door het Jordaanse leger, sneuvelden tientallen Israëlische soldaten en honderdvijftig Palestijnse strijders.


De slag bij Karameh duurde 15 uur en kreeg mythische proporties. Het Israëlische leger zag zich gedwongen terug te trekken. Vooral Palestijnse vluchtelingen betekende Karameh een keerpunt.

Veel jongeren uit de vluchtelingenkampen sloten zich aan bij Palestijnse gewapende groepen. Drie weken na de Karameh werd Yasser Arafat benoed tot formele woordvoerder van de grootste groep al-Fatah.


Salt

Op 4 augustus 1968 was opa Radi in Amman. Hij zou die dag een vrouw met haar kinderen naar Ramallah brengen.

Voordat hij die ochtend vertrok, had hij gehoord dat de weg veilig zou zijn. Hij haalde zijn passagiers op en reed via de hoofdweg richting Salt.

Vlakbij Salt werd de rust ineens verstoord door Israëlische gevechtsvliegtuigen die laag overkwamen.

Met raketten en napalm bombardeerden zij de omgeving.

Na dit bombardement renden sommige mensen de weg op om de schade te inspecteren.

Op dat moment kwamen de gevechtsvliegtuigen terug en zetten opnieuw een daling in. Precies op de plek waar de taxi van opa Radi reed, lieten zij een tweede regen van bommen vallen. Opa Radi was op slag dood. Ook de passagiers in de taxi, een moeder en haar twee kinderen, kwamen om. Het asfalt stond in brand. Het bombardement met napalm trof ook ambulances en andere voertuigen. Weinig bleef gespaard.

In totaal werden bij deze aanval ten westen en zuiden van de stad 34 mensen gedood en raakten er 82 gewond. Behalve bommen hadden de vliegtuigen ook pamfletten gedropt. ‘Dood voor degenen die om de dood vragen. Leven voor degenen die in vrede willen leven’, stond erop.



Op een persconferentie in Tel Aviv zei de chef van de Israëlische generale staf, generaal Bar Lev, dat de aanval op het gebied van Salt ook bedoeld was de Jordaanse autoriteiten ertoe te dwingen maatregelen te nemen tegen de Palestijnse commandotroepen, die niet alleen vrijelijk vanaf Jordaans gebied konden opereren, maar volgens hem ook gesteund werden door de plaatselijke militaire en burgerlijke autoriteiten.

Twee maanden eerder had Israël een soortgelijk bombardement uitgevoerd op de stad Irbid. Ook bij dit bombardement kwamen tientallen burgers om. De Israëlische bombardementen op Salt en Irbid waren de wraak voor de slag van Karameh in maart 1968. Najati, de broer van oma Im Salim, hoorde het nieuws op de radio.

Omdat de familie in eerste instantie geen toestemming kreeg van de Israëlische autoriteiten opa Radi naar Nabloes te brengen, werd hij tijdelijk in Amman begraven. Na veelvuldige verzoeken mocht de familie na een paar dagen het lichaam alsnog naar Nabloes brengen. Hij werd begraven op de begraafplaats vlakbij Ras al-Ain.

De inwoners van Nabloes waren geschokt door zijn dood. De begrafenis werd geregeld door Bassam. Mijn vader was in Nederland. Via een telegram kreeg hij te horen dat zijn vader was omgekomen bij een bombardement en dat hij vooral niet moest komen.

Tevergeefs verzocht hij de Israëlische ambassade hem een visum te verstrekken. Hij mocht niet aanwezig zijn bij de begrafenis van zijn vader. ZIjn zus was net bevallen van haar oudste zoon.

Om haar te beschermen was haar verteld dat opa Radi een ongeluk had gehad, maar niet dat hij was overleden. Haar man was alleen naar Nabloes gegaan voor de begrafenis.

Toen hij een dag later terugkwam en mijn tante hem vroeg waarom hij zich niet had geschoren, vertelde hij dat haar vader was omgekomen bij een bombardement. Mijn tante Enaya was de enige van de vijf kinderen die aanwezig kon zijn op de begrafenis.

Na het bombardement op Salt kwamen de leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op aandringen van Jordanië en Israël tussen 5 en 16 augustus 1968 bijeen.


Napalm

Op 8 augustus toonde de Jordaanse vertegenwoordiger bij de vn foto’s waaruit bleek dat Israël napalm had gebruikt. De ambassadeur van Israël verdedigde zich door te stellen dat de bombardementen gericht waren op het hoofdkwartier van Fatah in Jordanië.

Voor Jordanië was het duidelijk dat deze bombardementen vooral gericht waren op de burgerbevolking gezien het groot aantal burgers dat was omgekomen.

Op de laatste bijeenkomst stemde de Veiligheidsraad unaniem voor een resolutie waarin hij het verlies van mensenlevens betreurde en waarschuwde dat, indien zulke aanvallen nogmaals zouden plaatsvinden, Israël door de Veiligheidsraad ter verantwoording zou worden geroepen.

In de jaren zeventig werden veel voorstellen gepresenteerd genoemd naar verschillende bemiddelaars: Jarring, Rogers, Kissinger, Reagen, Fahd en Baker. De PLO werd erkend als ‘enige wettelijke vertegenwoordiger van de Palestijnen’ en Yasser Arafat verscheen voor de leden van de Algemene Verenigde Naties.

Hoe deze pogingen tot vrede verliepen en hoe mijn familie de situatie in Palestina in die jaren ervaarden hoor je in de volgende aflevering van Niet iedereen kan stenen gooien.

Google Podcasts podcast player badge

Spotify podcast player badge