niet iedereen kan stenen gooien

In de podcast serie Niet iedereen kan stenen gooien, neemt Arjan El Fassed je mee op zijn zoektocht naar de bewogen geschiedenis van zijn familie in Palestina. Aan de hand van verhalen van zijn Palestijnse familie wordt de geschiedenis op een persoonlijke manier verteld.



Afleveringen: #1 de aanslag | #2 de opstand | #3 de oorlog | #4 de catastrofe | #5 de tunnel | #6 de invasie
Deze podcast eenvoudig delen kan via deze link of direct in je favoriete podcast app.

Shownotes #2 - de opstand

niet iedereen kan stenen gooien - de opstand
In de tweede aflevering gaan we terug naar 1988. Deze zomer was de Palestijnse opstand op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in volle gang. Het woord intifada betekent letterlijk ‘beving’ of ‘opschudding’. Al snel kreeg het de naam van de Palestijnse opstand tegen de Israëlische bezetting. In deze periode gaan Palestijnen, jong en oud, de straat op en protesteren tegen de bezetting. Ook mijn neven en nichten demonstreren voor vrijheid.

Op 1 augustus 1989 wordt een neef opgepakt door het Israelische leger en tijdens zijn verhoor gemarteld. Begin 1992 wordt hij opnieuw gearresteerd. Tijdens die periode overleed een Palestijn in dezelfde gevangenis waar zijn neef werd verhoord. Ook hij bezwijkt bijna onder de mishandeling


Audio bronnen en citaten: NOS Jaaroverzichten, CBS, AP, Freeze Frame, Ha'aretz, 14 januari 2011 en UN Audiovisual Library

Rapporten: A Nation Under Siege, Al Haq, 1989; The Interrogation of Palestinians During the Intifada, B'Tselem, 1992; Israeli Interrogation Methods under Fire after Death of Detained Palestinian, Human Rights Watch, 1994.

Artikelen: Critics Decry Israeli Prison Abuses, CSM, 18 maart 1992; The First Intifada, IPS - The Interactive Encyclopedia of the Palestine Question; Fear of torture or ill-treatment, Amnesty, March 1992 (MDE 15/05/92).

Documentaires: Advocate, Rachel Leah Jones and Philippe Bellaïche (2019); Naila and the Uprising, Julia Bacha (2017); The Wanted 18, Amer Shomali and Paul Cowan (2014); Days of Rage: The Young Palestinians, Jo Franklin-Trout (1989)


Deze podcast eenvoudig delen kan via deze link of direct in je favoriete podcast app.

Script #2 - de opstand


In de tweede aflevering gaan we terug naar 1988. In Nederland is iedereen in de ban van het Europees kampioenschap voetbal en het succes van Oranje.

Halverwege het toernooi reis ik met mijn ouders naar Palestina. Ik was bijna 15 en zat op de middelbare school. Het was die zomer geen camping in Frankrijk maar deze vakantie bestond uit avondklok, demonstraties, soldaten, stenen, spanning en angst, controles en geheime pamfletten.

Intifada

Elke dag ging ik met m’n neven de stad in. Er was een algemene staking en alle winkels gingen om twaalf uur dicht uit protest. Die zomer was de eerste intifada in volle gang. Het woord intifada betekent letterlijk ‘beving’ of ‘opschudding’. Al snel kreeg het de naam van de Palestijnse opstand tegen de Israëlische bezetting.

Tijdens ons verblijf in Ramallah gingen we met onze neven de straat op. Ik vond het spannend en wist niet wat ik kon verwachten. Studenten staken autobanden in de brand en begonnen leuzen te roepen. Na enkele minuten kwamen de soldaten - die vervolgens met stenen werden bekogeld. Auto’s en bussen proberen zo snel mogelijk weg te komen. Enkele studenten worden opgepakt. We stonden van een afstand te kijken. Opeens kwamen de jongeren onze kant op.

Er werd tegen ons gezegd dat als de soldaten de hoek omkomen wij vooral rusten moesten blijven en zeker niet moesten gaan rennen. We liepen langzaam naar het einde van de straat. Een groep jongeren rende ons voorbij. Linksaf door de bosjes en de tuinen. Wij gingen naar rechts. Ik zag de soldaten achter ons aankomen. Ze waren zwaar bepakt. Wij liepen rustig door alsof er niets aan de hand was.

Toen de soldaten ons hadden ingehaald, werden we hard tegen een muur aangedrukt. We moesten onze papieren laten zien en onze handen open vouwen. Hiermee moesten we bewijzen dat we geen stenen hadden gegooid. Er zat geen wit gruis aan mijn handen. Ik had geen steen aangeraakt. Toen ze zagen dat we uit Nederland kwamen, boden ze hun excuses aan. De studenten waren weggerend en wij hadden ons gewillig door de intifada laten gebruiken voor dit spel. In de verte hoorden we schoten en zagen we witte pluimen van traangas.

Die avond wint Nederland met 2-1 van Duitsland.

Lubbers en Van den Broek

Diezelfde zomer brachten premier Lubbers en zijn minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek een bezoek aan het gebied. Premier Lubbers nam deel aan een staatsdiner met de premier van Israël. Een paar dagen ervoor had Lubbers tegen journalisten gezegd dat Israël zich moest terugtrekken uit de bezette gebieden.

We hoorden dat minister Van den Broek een bezoek zou brengen aan Qalandia - een vluchtelingenkamp langs de weg tussen Jeruzalem en Ramallah. Dit onverwachte bezoek stond niet op de officiële agenda. De Israëlische regering was not amused.

We reden met de bus van Ramallah naar Qalandia. Het vluchtelingenkamp was net als veel andere kampen in 1949 opgezet door de Verenigde Naties. We kenden daar Khadija, een vriendin van mijn tante. Zij leidt in het kamp een vrouwengroep die met traditioneel borduurwerk wat geld verdient.

Voor het gebouw van de VN stonden zes legerjeeps en een legertruck. Wij stonden bij de ingang tussen de verzamelde pers. Wat later arriveerde de stoet. Een legerjeep, een witte VN bus en een Mercedes met rood-wit-blauwe vlaggetjes met daarin de minister.

niet iedereen kan stenen gooien - intifada

Op het moment dat de voorste auto onder de toegangspoort reed, zag ik een Palestijnse jongen op een dak zitten. Zijn gezicht was bedekt met een zwart-witte kufiya. Hij zwaaide flink met de door Israël verboden Palestijnse vlag.

Toen minister Van den Broek uit het zicht het gebouw van de VN binnenliep, trok het Israëlische leger het kamp binnen op zoek naar de jongen met de verboden vlag. Andere jongeren begonnen stenen te gooien naar de soldaten. Na een uur kwam de delegatie naar buiten.

Toen minister van den Broek ons passeerde, sprak mijn vader hem aan. Hij vertelde wat er zojuist was gebeurd. Hij zei dat de stenen niet waren bedoeld tegen zijn bezoek maar tegen de aanwezigheid van het Israëlische leger.

De minister stapte snel in zijn auto en reed weg. Meteen daarna zagen we de ene na de andere legerjeep het kamp binnenrijden. Israëlische soldaten openden het vuur en Palestijnse jongeren gooiden met stenen.

Qalandia

Na de zomer bezocht mijn vader het vluchtelingenkamp opnieuw. Mijn tante had hem gevraagd of hij even langs haar vriendin in Qalandia kon gaan.

Khadija wist dat het Palestijnse parlement in ballingschap - in november van dat jaar - in Algerije bijeen zou komen. Ze wilde van die gelegenheid gebruikmaken om Palestijnse leiders een boodschap mee te geven: Vergeet ons niet.

Ze vroeg m’n vader of hij een paar honderd geborduurde boekenleggers mee kon nemen naar Nederland. Deze boekenleggers met de tekst “één jaar intifada” zouden dan via een vertegenwoordiger van de PLO in Den Haag worden afgeleverd. Khadija hoopte dat met dit gebaar - financiële steun op gang zou komen.

“Ik doe dit alleen als je er een officiële brief aan Yasser Arafat bij doet”, had mijn vader gezegd. Op van de zenuwen was hij met zijn koffer vol geborduurde boekenleggers en een brief aan Arafat via Ben Gurion met El Al naar Amsterdam gevlogen. In een restaurant in Leiden overhandigde hij de boekenleggers en de brief aan de Palestijnse vertegenwoordiger in Nederland.

Op 15 november 1988 kwam de Palestijnse Nationale Raad na koortsachtig vooroverleg en herhaald uitstel bijeen in de Algerijnse hoofdstad Algiers. De verwachtingen waren hooggespannen. De intifada, de Palestijnse volksopstand had van leiders in ballingschap geëist met een duidelijke politieke richting te komen. In een volgepakt conferentiecentrum proclameerde Arafat een onafhankelijke Palestijnse staat.

In een verklaring werd de Verenigde Naties verzocht de bezette gebieden onder internationaal toezicht te plaatsen. Volgens de plo zou de bevolking dan beter zijn beschermd en kon een einde worden gemaakt aan de bezetting. Arafats toespraak duurde twintig minuten en was geschreven door de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish.

niet iedereen kan stenen gooien - intifada

Met het uitroepen van de staat Palestina aanvaardde het Palestijnse parlement in ballingschap tevens een serie vn-resoluties, waaronder de bekende resoluties 181, 242 en 338, magische cijfers in het Israëlisch-Palestijns conflict.

Op de televisie thuis in Vlaardingen zag ik de aanwezigen applaudiseren. De vlag werd gehesen en het volkslied Biladi, Biladi, ‘mijn vaderland’, werd gezongen. Op de tafels lagen de boekenleggers uit Qalandia.

Pamfletten

Niet lang daarna, begin 1989, werd Rana, een klasgenootje van m’n nichtje Ghadir gedood. Ze was tijdens een demonstratie door een Israëlische soldaat in haar hoofd geschoten. Een week later bezweek ze aan haar verwondingen. Diezelfde week werd ook een 12-jarig meisje uit Gaza in haar hoofd dood geschoten.

Tijdens de intifada mochten mijn familieleden lange tijd hun huizen niet uit. Soms werd de gehele bevolking voor een maand huisarrest opgelegd. Tijdens het huisarrest reden Israëlische legerjeeps door de straten. Ze controleerden of iedereen binnen was. Je mocht zelfs niet in de tuin zitten. Eén keer per week mochten Palestijnen een uur het huis uit om boodschappen te doen. De scholen waren langdurig gesloten.

Hanna, de zus van Ghadir, gaf wiskundeles aan kinderen uit de buurt. De oudere kinderen stonden dan aan weerskanten van de straat op de uitkijk.

Het was verboden op straat te komen als er een huisarrest was ingesteld. En ook om in je eigen woonkamer les te geven. Als dit ontdekt werd door soldaten, bracht je niet alleen jezelf in gevaar maar ook de familie die de les organiseerde.

Na de dood van haar klasgenootje besloot m’n nichtje lid te worden van de leerlingenraad op school. Ze organiseerde een optocht naar het huis van Rana’s familie. De optocht van scholieren werd met beschietingen tegengehouden door het Israëlische leger.

Overal waren demonstraties, brandende banden en jongeren die stenen gooiden naar gewapende soldaten.De ene dag ging ze naar school en de andere dag bleef ze thuis. Als ze naar school liep, verstopte ze eeen Arabische sjaal onder haar school uniform. Met die sjaal voor haar gezicht maakte zich onherkenbaar voor de soldaten. Soms liep ze met pamfletten onder haar uniform - pamfletten die ze op school en in stad verspreiden.

Op een dag werd een jongen voor haar school gearresteerd. Met haar klasgenoten probeerden ze hem vrij te krijgen. Ze bekogelden de soldaten met stenen, waarop het leger begon te schieten. Ze barricadeerden straten om de weg te blokkeren voor legerjeeps. De straten zagen wit van de rook.

De leerlingenraad kwam wekelijks bijeen. Tijdens die bijeenkomst organiseerde ze allerlei activiteiten en bespraken ze een boek dat ze gezamenlijk lazen. Het waren politieke boeken of boeken van belangrijke Palestijnse schrijvers en dichters. Ghadir vond de verhalen van Ghassan Kanafani het mooist.

Foltering

Tijdens de intifada werden duizenden Palestijnen opgepakt. In het eerste jaar van de intifada arresteerde het Israeiische leger meer dan 50 duizend Palestijnen. Ter vergelijking dat is 10 keer zoveel als in Zuid Afrika dat zelfde jaar.

De meeste gevangenen werden vastgehouden zonder enige vorm van proces of aanklacht.

Op 1 augustus werd mijn neef Amin door door leden van de Israëlische veiligheidsdienst, opgepakt in Ramallah. Op dat moment studeerde hij aan de Universiteit van Bir Zeit. Vier dagen later werd hij van Ramallah overgebracht naar een detentiecentrum in de buurt van Hebron. Zijn verhoor duurde bijna een maand.

Hij kreeg een zak over zijn hoofd en moest met zijn handen vastgeboeid op zijn rug urenlang buiten staan. Tijdens zijn verhoor werd hij zwaar mishandeld. Hij werd met zijn hoofd tegen een muur geslagen en kreeg elektrische schokken toegediend.

Hij verloor geregeld zijn bewustzijn. De rest van de tijd bracht hij door in een cel van één meter bij twee. In de cel was geen matras of iets op de grond. Elke vijf minuten bonkte iemand op de deur. Slapen was daardoor onmogelijk.

Israëlische ondervragers eisten herhaaldelijk dat hij een bekentenis zou afleggen over vage beschuldigingen zoals intifada-activiteiten of deelname aan ongeregeldheden. Bij elke weigering werd hij in elkaar geslagen. Na drie weken was hij volledig uitgeput. Hij vroeg tevergeefs om een dokter - maar de martelingen gingen door. Zijn hoofd en lijf werden met een stok bewerkt, zijn benen werden vastgebonden en zijn voeten kapotgeslagen.

Steeds vaker verloor hij zijn bewustzijn. Hij moest voortdurend overgeven en voelde hevige pijn bij zijn lever. Uiteindelijk werd hij naar een dokter gebracht en overgeplaatst naar de ziekenboeg van de gevangenis. De dokter vond dat hij naar een ziekenhuis moest maar na vier dagen belandde hij gewoon weer in zijn cel. Pas toen zijn gezondheid nog verder achteruitging, mocht hij naar het ziekenhuis.


Mijn oom en tante kregen pas na een week toestemming om hun zoon op te zoeken. Zijn gezicht was gezwollen, zijn voeten waren verbrijzeld en zijn rug zat onder de blauwe plekken. Niet lang daarna werd hij vrijgelaten.

Akawi

Begin 1992, tijdens een grootschalige razzia door het Israëlische leger, werd Amin opnieuw opgepakt. Er was in die tijd een speciale Israëlische leger-eenheid die via grootschalige arrestaties en foltering zoveel mogelijk informatie probeerde te verzamelen over de opstand. Hij kampte nog steeds met een leveraandoening.

Het was koud. Om twee uur ‘s nachts werd Amin in het huis van zijn ouders in Ramallah van zijn bed gelicht en naar Hebron gebracht. Bij binnenkomst zei hij meteen dat hij last had van zijn lever. De leider van de ondervragers deed het raam van de verhoorkamer open en zei: kijk het sneeuwt, wil je naar buiten? Amin werd twaalf dagen verhoord.

Tussen de ondervragingsronden werd hij opgesloten in een koude ruimte - de kast. Hij zat urenlang met een zak over zijn hoofd - met zijn handen geboeid op zijn rug - op een te kleine stoel die zo schuin stond dat hij er steeds van afgleed. Deze veel gebruikte martel techniek wordt shabeh genoemd. Om het half uur kwam een bewaker binnen om te voorkomen dat mijn neef in slaap zou vallen.

Tijdens het verhoor van mijn neef, overleed een medegevangene, Mustafa Akawi. De militaire rechter had net besloten dat deze gevangene nog acht dagen langer vastgehouden kon worden in plaats van de 30 dagen waar het leger om gevraagd had. Nog geen 12 uur na de zitting stierf Akawi aan een hartaanval.

Akawi had na de uitspraak van de rechter zevenenhalf uur in een ijskoude gang moeten verblijven. Met een zak over zijn hoofd en zijn handen op de rug was hij nog twee uur ondervraagd. Volgens Israëlische autoriteiten was hij volgens een standaard procedure behandeld: met fysiek geld, slaaponthouding, gedwongen knellende posities, het plaatsen van een gevangene in een isoleercel en het blootstellen aan extreem koude temperaturen volgens Israel waren toegestaan.

Er was geen aanklacht en toch wilden zijn ondervragers dat mijn neef een bekentenis zou afleggen. Dat weigerde hij. Volgens zijn ondervrager was elke Palestijn schuldig totdat een rechtbank het tegendeel bewijst. Ze dreigden hem dat hij hetzelfde zou overkomen als Mustafa Akawi.

Toen zijn gezondheidstoestand verder achteruit ging, gaf de gevangenisarts de opdracht Amin over te plaatsen naar een warmere ruimte. Zijn ondervragers gaven hier alleen gehoor aan wanneer de arts in de buurt was.

Mijn neef werd afwisselend in een koude en warme kast gezet. Hij kreeg soms een dag geen water en hij at bijna niets. Eten werd in een wc gezet en tijdens verhoren werd hij meegenomen naar een gang en met zijn handen vastgebonden aan een pijp aan het plafond. Vijf uur lang hing hij zo zonder dat zijn benen de grond konden raken.

Vier dagen na zijn tweede arrestatie kreeg hij maagproblemen en moest hij constant overgeven. Hij werd overgebracht naar een ziekenhuis in Jeruzalem waar hij na zeven uur vastgebonden aan een bed in zwakke toestand weer terug gebracht werd naar zijn cel in Hebron.

De volgende dag werd hij voorgeleid voor een Israëlische militaire rechtbank.

Hij kon niet meer lopen of zitten. In de rechtszaal moest hij een paar keer overgeven. Hij had overal pijn en was kortademig. Hij stond op instorten.

De rechter bepaalde dat zijn verhoor nog maximaal vier dagen mocht duren. De dag erna bracht de advocaat van Amin de zaak bij de Israëlische Hoge Raad.

Op 21 februari 1992 werd hij vrijgelaten. Op het moment dat hij, zonder dat een aanklacht tegen hem was ingediend, de gevangenis verliet, beet een hoge officier hem toe: ‘Maak dat je weg komt. Sterf thuis, niet hier!'

Google Podcasts podcast player badge

Spotify podcast player badge